Ga je binnenkort naar Malaga en wil je alvast wat Spaanse zinnen oefenen zodat je tijdens je vakantie de basis van de Spaanse taal kent? Het is goed om te weten dat Spanjaarden over het algemeen minder goed Engels spreken dan Nederlanders en Belgie. Dat is ook niet zo gek want Spaans is de meest gesproken taal ter wereld. Daarbij was Engels verboden tijdens de Franco periode.
Na de 100 meest voorkomende Spaanse Zinnen wil ik ook graag 100 Spaanse Basis Woorden en de mooiste Spaanse Zinnen over het leven met je delen. Maar ik begin met 100 Spaanse Zinnen die je moet kennen als je naar Malaga gaat
Spaanse Begroetingen en Algemene Conversatie
1. Hola, ¿cómo estás? (Hallo, hoe gaat het?)
2. Buenos días. (Goedemorgen.)
3. Buenas tardes. (Goedemiddag.)
4. Buenas noches. (Goedenavond.)
5. ¿Cómo te llamas? (Hoe heet je?)
6. Me llamo [naam]. (Ik heet [naam].)
7. Mucho gusto. (Aangenaam.)
8. ¿De dónde eres? (Waar kom je vandaan?)
9. Soy de [land]. (Ik kom uit [land].)
10. ¿Hablas inglés? (Spreek je Engels?)
11. ¿Puede hablar más despacio? (Kunt u langzamer praten?)
12. No entiendo. (Ik begrijp het niet.)
13. ¿Qué significa esto? (Wat betekent dit?)
14. ¿Puedes repetir, por favor? (Kun je herhalen, alsjeblieft?)
15. Perdón, no hablo mucho español. (Sorry, ik spreek niet veel Spaans.)
16. ¿Cómo se dice [woord] en español? (Hoe zeg je [woord] in het Spaans?)
Navigeren en Vragen in het Spaans
17. ¿Dónde está…? (Waar is…?)
18. ¿Cómo llego a…? (Hoe kom ik bij…?)
19. ¿Puede indicarme en el mapa? (Kunt u het op de kaart aanwijzen?)
20. ¿Cuánto tiempo se tarda en llegar a…? (Hoe lang duurt het om bij… te komen?)
21. ¿Dónde puedo tomar un taxi? (Waar kan ik een taxi nemen?)
22. ¿Dónde está la parada de autobús? (Waar is de bushalte?)
23. ¿A qué distancia está…? (Hoe ver is…?)
24. ¿Cuánto cuesta un billete de…? (Hoeveel kost een kaartje voor…?)
25. ¿Qué horario tiene…? (Wat zijn de openingstijden van…?)
26. ¿Tiene WiFi aquí? (Heeft u hier WiFi?)
27. ¿Dónde puedo encontrar un cajero automático? (Waar kan ik een geldautomaat vinden?)
28. ¿Dónde está el baño? (Waar is het toilet?)
Eten en Drinken in het Spaans
29. Quisiera un menú, por favor. (Ik zou graag een menu willen, alsjeblieft.)
30. Quisiera hacer un pedido. (Ik zou graag een bestelling willen plaatsen.)
31. ¿Qué me recomienda? (Wat raadt u me aan?)
32. ¿Tienen opciones vegetarianas? (Heeft u vegetarische opties?)
33. La cuenta, por favor. (De rekening, alsjeblieft.)
34. Quisiera una mesa para [aantal] personas. (Ik zou graag een tafel willen voor [aantal] personen.)
35. ¿Tienen agua sin gas? (Heeft u water zonder prik?)
36. ¿Cuánto cuesta esto? (Hoeveel kost dit?)
37. Quisiera un café, por favor. (Ik zou graag een koffie willen, alsjeblieft.)
38. ¿Puede traerme más pan, por favor? (Kunt u me meer brood brengen, alsjeblieft?)
39. ¿Tienen algún postre típico? (Hebben jullie een typisch dessert?)
40. Me gustaría pedir la especialidad de la casa. (Ik zou graag de specialiteit van het huis willen bestellen.)
41. ¿Puede hacerlo sin [ingrediënt], por favor? (Kunt u het zonder [ingrediënt] maken, alsjeblieft?)
42. ¿Tienen menú infantil? (Hebben jullie een kindermenu?)
Winkelen en Betalen in Spanje
43. ¿Cuánto cuesta? (Hoeveel kost het?)
44. ¿Tiene algún descuento? (Heeft u een korting?)
45. ¿Puede envolverlo para regalo? (Kunt u het inpakken als cadeau?)
46. Quisiera probarme esto, por favor. (Ik zou dit graag willen passen, alsjeblieft.)
47. No estoy seguro/a. Solo estoy mirando. (Ik ben niet zeker. Ik kijk gewoon even rond.)
48. ¿Tiene en otro color/talla? (Heeft u dit in een andere kleur/maat?)
49. ¿Aceptan tarjetas de crédito? (Accepteert u creditcards?)
50. ¿Puedo pagar en efectivo? (Kan ik contant betalen?)
51. ¿Dónde está el probador? (Waar is de paskamer?)
52. ¿Puedo obtener un recibo? (Kan ik een bon krijgen?)
Hotels en Overnachten in Malaga
53. Tengo una reserva a nombre de [naam]. (Ik heb een reservering op naam van [naam].)
54. ¿Tienen habitaciones disponibles? (Heeft u kamers beschikbaar?)
55. Quisiera hacer el check-in. (Ik wil graag inchecken.)
56. Quisiera hacer el check-out. (Ik wil graag uitchecken.)
57. ¿Dónde está mi habitación? (Waar is mijn kamer?)
58. ¿A qué hora es el desayuno? (Hoe laat is het ontbijt?)
59. ¿Puedo dejar mis maletas aquí por un rato? (Kan ik mijn bagage hier even achterlaten?)
60. ¿Dónde está el ascensor? (Waar is de lift?)
61. ¿Tiene servicio de lavandería? (Heeft u een wasservice?)
Noodgevallen en Gezondheid in Spanje
62. Necesito ayuda. (Ik heb hulp nodig.)
63. Llame a una ambulancia, por favor. (Bel een ambulance, alsjeblieft.)
64. ¿Dónde está el hospital más cercano? (Waar is het dichtstbijzijnde ziekenhuis?)
65. Me siento mal. (Ik voel me niet goed.)
66. ¿Tiene algún medicamento para [symptoom]? (Heeft u medicijnen voor [symptoom]?)
67. ¿Dónde puedo encontrar una farmacia? (Waar kan ik een apotheek vinden?)
68. ¿Tiene un botiquín de primeros auxilios? (Heeft u een EHBO-kit?)
Bezienswaardigheden en Activiteiten in Malaga
69. ¿Cuál es la mejor manera de llegar a [attractie]? (Wat is de beste manier om bij [bezienswaardigheid] te komen?)
70. Quisiera comprar una entrada para [attractie], por favor. (Ik wil graag een kaartje kopen voor [bezienswaardigheid], alsjeblieft.)
71. ¿A qué hora empieza el tour? (Hoe laat begint de rondleiding?)
72. ¿Cuánto dura el recorrido? (Hoe lang duurt de rondleiding?)
73. ¿Qué días está abierto? (Op welke dagen is het open?)
74. ¿Puedo tomar fotos aquí? (Mag ik hier foto’s nemen?)
75. ¿Dónde está el punto de encuentro? (Waar is het ontmoetingspunt?)
Vervoer in Malaga
76. Quisiera un billete para [bestemming], por favor. (Ik wil graag een kaartje naar [bestemming], alsjeblieft.)
77. ¿Cuál es el próximo tren/autobús? (Wat is de volgende trein/bus?)
78. ¿A qué hora sale el siguiente vuelo a [bestemming]? (Hoe laat vertrekt de volgende vlucht naar [bestemming]?)
79. ¿Dónde está la estación de tren/autobús? (Waar is het trein-/busstation?)
80. ¿Dónde puedo tomar un taxi? (Waar kan ik een taxi nemen?)
81. ¿Cuánto cuesta un billete de ida y vuelta? (Hoeveel kost een retourkaartje?)
82. ¿Hay un servicio de transporte al aeropuerto? (Is er een luchthaventransferservice?)
83. ¿A qué hora llegamos a [bestemming]? (Hoe laat komen we aan in [bestemming]?)
84. ¿Dónde está la parada de metro? (Waar is het metrostation?)
Noodgevallen in Malaga
85. ¡Ayuda! (Help!)
86. Llame a la policía, por favor. (Bel de politie, alsjeblieft.)
87. He perdido mi bolso. (Ik ben mijn tas verloren.)
88. He sido robado/a. (Ik ben beroofd.)
89. ¿Puede ayudarme? (Kunt u me helpen?)
90. ¿Dónde está la comisaría de policía más cercana? (Waar is het dichtstbijzijnde politiebureau?)
91. Me han robado el pasaporte. (Mijn paspoort is gestolen.)
92. Necesito asistencia médica. (Ik heb medische hulp nodig.)
93. ¿Dónde está la embajada de [land]? (Waar is de ambassade van [land]?)
Spaanse Uitdrukkingen van Dankbaarheid en Vriendelijkheid
94. Gracias. (Dank je wel.)
95. Muchas gracias. (Heel erg bedankt.)
96. ¡Mil gracias! (Duizendmaal dank!)
97. De nada. (Graag gedaan.)
98. Por favor. (Alsjeblieft.)
99. Lo siento. (Sorry.)
100. ¡Que tenga un buen día! (Een fijne dag verder!)
Deze zinnen kunnen je helpen om je gemakkelijker te bewegen en te communiceren tijdens je reis in een Spaanstalig land.
100 Basis Spaanse Woorden
Deze 100 Basis Spaanse woorden kunnen nuttig zijn tijdens je verblijf in Malaga.
1. Hola – Hallo
2. Adiós – Tot ziens
3. Por favor – Alsjeblieft
4. Gracias – Bedankt
5. Sí – Ja
6. No – Nee
7. Bien – Goed
8. Mal – Slecht
9. ¿Cómo estás? – Hoe gaat het?
10. ¿Qué tal? – Hoe gaat het?
11. Me llamo [naam] – Ik heet [naam]
12. ¿Cómo te llamas? – Hoe heet je?
13. ¿Dónde? – Waar?
14. ¿Cuándo? – Wanneer?
15. ¿Qué? – Wat?
16. ¿Por qué? – Waarom?
17. ¿Quién? – Wie?
18. ¿Cuánto? – Hoeveel?
19. ¿Dónde está…? – Waar is…?
20. Yo – Ik
21. Tú – Jij
22. Él – Hij
23. Ella – Zij
24. Nosotros/Nosotras – Wij
25. Ustedes – Jullie
26. Ellos/Ellas – Zij (mannelijk/vrouwelijk)
27. Estoy – Ik ben
28. Eres – Jij bent
29. Es – Hij/Zij is
30. Somos – Wij zijn
31. Sois – Jullie zijn
32. Son – Zij zijn
33. Yo tengo – Ik heb
34. Tú tienes – Jij hebt
35. Él/Ella tiene – Hij/Zij heeft
36. Nosotros/Nosotras tenemos – Wij hebben
37. Ustedes tienen – Jullie hebben
38. Ellos/Ellas tienen – Zij hebben
39. Aquí – Hier
40. Allí – Daar
41. Ahora – Nu
42. Después – Na/dan
43. Antes – Voor/voordat
44. Muy – Erg
45. Poco – Weinig
46. Grande – Groot
47. Pequeño – Klein
48. Nuevo – Nieuw
49. Viejo – Oud
50. Bienvenido – Welkom
51. Salud – Gezondheid
52. Comida – Eten
53. Agua – Water
54. Casa – Huis
55. Amor – Liefde
56. Familia – Familie
57. Amigo/Amiga – Vriend/Vriendin
58. Trabajo – Werk
59. Escuela – School
60. Dinero – Geld
61. Tiempo – Tijd
62. Vida – Leven
63. Calle – Straat
64. Playa – Strand
65. Montaña – Berg
66. Ciudad – Stad
67. País – Land
68. Lugar – Plaats
69. Hora – Uur/tijd
70. Día – Dag
71. Noche – Nacht
72. Semana – Week
73. Mes – Maand
74. Año – Jaar
75. Mañana – Morgen
76. Tarde – Middag/avond
77. Noche – Nacht
78. Sí – Ja
79. No – Nee
80. Tal vez – Misschien
81. Ahora – Nu
82. Después – Daarna
83. Antes – Eerder/voordat
84. Siempre – Altijd
85. Nunca – Nooit
86. Aquí – Hier
87. Allí – Daar
88. Hola – Hallo
89. Adiós – Tot ziens
90. Por favor – Alsjeblieft
91. Gracias – Bedankt
92. De nada – Graag gedaan
93. Lo siento – Het spijt me
94. Salud – Gezondheid (als iemand niest)
95. Permiso – Excuseer me/toestemming
96. ¿Cuánto cuesta? – Hoeveel kost het?
97. ¿Dónde está el baño? – Waar is het toilet?
98. ¿Habla inglés? – Spreekt u Engels?
99. No entiendo – Ik begrijp het niet
100. Ayuda – Help
Deze woorden kunnen je helpen om basisgesprekken te voeren en je weg te vinden in eenvoudige situaties.
Mooie Spaanse zinnen over het leven
Tot slot wil ik graag enkele mooie Spaanse zinnen over het leven met je delen.
“La vida es un regalo, vívela con gratitud.” (Het leven is een geschenk, leef het met dankbaarheid.)
“Vive el momento, aprovecha el día.” (Leef in het moment, benut de dag.)
“Cada día es una nueva oportunidad para ser feliz.” (Elke dag is een nieuwe kans om gelukkig te zijn.)
“El secreto de la vida es disfrutar cada paso del camino.” (Het geheim van het leven is genieten van elke stap van de reis.)
“El tiempo es un tesoro, inviértelo sabiamente.” (Tijd is een schat, besteed het verstandig.)
“No cuentes los días, haz que los días cuenten.” (Tel de dagen niet, zorg ervoor dat de dagen tellen.)
“La vida es corta, sonríe mientras tengas dientes.” (Het leven is kort, glimlach terwijl je tanden hebt.)
“Nunca es demasiado tarde para ser lo que podrías haber sido.” (Het is nooit te laat om te worden wat je had kunnen zijn.)
“Vive con pasión y sin arrepentimientos.” (Leef met passie en zonder spijt.)
“Cada amanecer es un nuevo comienzo.” (Elke zonsopgang is een nieuw begin.)
“El camino es largo, pero vale la pena cada paso.” (De weg is lang, maar elk stap is de moeite waard.)
“El presente es un regalo, por eso se llama ‘presente’.” (Het heden is een cadeau, daarom wordt het ‘cadeau’ genoemd.)
“Ama la vida que vives, vive la vida que amas.” (Hou van het leven dat je leeft, leef het leven dat je liefhebt.)
“Los momentos más simples son a menudo los más hermosos.” (De eenvoudigste momenten zijn vaak de mooiste.)
“No tengas miedo de vivir con intensidad.” (Wees niet bang om intens te leven.)
Hopelijk brengen deze zinnen wat inspiratie en reflectie over het leven met zich mee.